donderdag 18 maart 2010

Van Palmpasen naar Pasen - Opstap naar Pasen

Van Palmpasen naar Pasen.


De zondag voor Pasen noemen we Palmzondag. Het is de dag die ons herinnert aan de inticht van Jezus van Nazareth in Jeruzalem. Veel mensen waren naar die stad getrokken om er het Joodse Paschafeest te vieren. Ze hadden gehoord over de vele wonderen die Jezus had verricht en kwamen hem nu jubelend tegemoet om hem als de langverwachte koning binnen te halen. Zij sneden palmtakken van de bomen en legden die op de weg. Het evangelie vertelt ons wat er daarna allemaal gebeurde tot de dood van Jezus en zijn opstanding.


Elk jaar weer lopen veel kinderen met een palmpaasstok door de straten. De stok staat voor de levensboom. Het symbool van de groei- en levenskrachten van de mens en de drager van de geest. De kruisvorm staat voor het Christus-symbool, terwijl de versierde hoepel het zonnerad symboliseert. De haan bovenop de stok is de verkondiger van de nieuwe dag. De kransen van rozijnen en andere versierselen (bijvoorbeeld gedroogde appeltjes en nootjes) zijn de symbolen van de dragers van het nieuwe levenszaad.

Ook de liedjes die we zingen met Palmpasen zitten vol symbolen.
Pallem pallem Pasen
ei - koer - ei
over ene zondag
krijgen wij een ei
een ei is geen ei
twee ei is een hallef ei
drie ei is een paasei

Eén ei is niets: ieder mens heeft de ander nodig. Twee ei is pas de helft van de mens, het zintuigelijke en lichamelijke deel. Drie ei is de drie-eenheid van lichaam, ziel en geest. Dat is het werkelijke paasei: de opstanding uit de dood.

Na de lange, donkere wintermaanden beginnen de dagen geleidelijk langer licht te worden, waardoor de aandacht weer meer op de natuur gericht kan worden. In sommige landen verdwijnt het sneeuwdek langzaam en beginnen de knoppen aan bomen en planten te zwellen. Hier en daar komen al de eerste plantjes uit de aarde te voorschijn.
Sibylle von Olfers heeft in haar prentenboek ‘het Verhaal van de Wortelkindertjes’ op treffende wijze voor kinderen weergegeven, hoe de wortelkinderen uit hun slaap bij Moeder Aarde wakker worden en als bloemenkinderen uit de aarde te voorschijn komen.
Zodra de natuur begint uit te lopen is de tijd voor het Paasfeest aangebroken, het feest van de opstanding uit de doodse materie. Het is een feesttijd die in bepaalde vormen al ver voor het begin van het Christendom bestond. Zij is terug te vinden in bijvoorbeeld de Griekse mythologie. Persephone, de dochter van Demeter, godin van de aarde, moet de ene helft van het jaar in de onderwereld wonen en de andere helft mag zij op aarde vertoeven. Zodra zij weer een voet op de aarde zet, begint de natuur weer op te bloeien. In de symbolen van het paasfeest vindt men tal van elementen die met het ontwaken van de natuur te maken hebben. Het ei is het meest bekende motief, maar ook broodvormen met hun prachtige vlechtmotieven horen daarbij.
Het Paasverhaal van de kruisiging van Christus en zijn opstanding is voor kleine kinderen nog te moeilijk te begrijpen. Voor hen moet men juist het element van het tot leven komen van de natuur naar voren halen: het feest van eieren, kuikentjes en lammetjes. Daar hoort ook de Paashaas bij. Al in de Germaanse mythologie brengt de haas de nieuwe kiemen voor het leven, de eieren, naar de aarde. Ook de haas als symbool voor het zich voor anderen opofferende wezen stamt al uit de oudheid en is ook terug te vinden in sprookjes.


Voorafgaande aan het Paasfeest vieren we het Palmpaasfeest. Het lopen met palmpaasstokken is al een heel oud gebruik. Het herinnert aan de intocht van Christus in Jeruzalem, toen het volk takken van de bomen haalde en deze op de weg neerlegde.
Er worden palmpaasstokken gemaakt en op vrijdag voor Palmpasen wordt er een wandeling mee gemaakt.  De oudere kinderen vieren dit feest op een manier die beter bij hun leeftijd past.

In de hogere klassen wordt verteld over de betekenis van het Paasgebeuren.

Enkele handige"Paasweetjes" en werkwijzen... • Eieren uitblazen.. Maak voor het uitblazen van de eieren allereerst aan de boven - en onderkant een gaatje met een speld of eierprikker. Deze gaatjes zijn nog te klein om het ei uit te blazen.Neem daarom een houten cocktailprikker of satestokje waarmee men de gaatjes in het ei voorzichtig groter maakt. Blaas het ei boven een bakje leeg en spoel het van binnen een beetje schoon door wat water in het gaatje te laten lopen en het er weer uit te blazen.Op deze wijze blijven er geen eiresten in de schaal achter. Zorg er wel voor dat er geen water in het ei achterblijft dat voor vervelende verassingen kan zorgen tijdens het schilderen.





• "Ophangsysteem"" van eieren... Bind na het versieren van de eieren een draadje garen stevig vast aan een klein stukje lucifer of dun ijzerdraad en duw het stukje lucifer met het uiteinde van het draadje door het gat in het ei.Als men nu het draadje omhoog trekt blijft het luciferhoutje dwars voor het gat zitten en zal er niet meer uit komen. Als het ei twee wat grotere gaatjes heeft, kan men er ook een dun lint doorheen rijgen en aan de onderkant een strik maken of een kraal vastknopen. Nu is het ei klaar om te worden opgehangen.






• Recept voor de broodhaan op de Palmpaasstok Benodigdheden: ± 500 gram tarwebloem of gebuild meel of een mengsel van beide 1/2 eetlepel gist, opgelost in 3 dl lauwwarme melk (niet boven de30 C) 50 gram harde boter 1/2 eetlepel (8 gr) zout 3 eetlepels suiker eventueel 1/2 eetlepel anijszaad. Werkwijze: het recept is voldoende voor ±8 haasjes, nestjes, mannetjes etc.Houd ca. 100 gr van het meel achter en doe de rest in een kom. Maak een kuiltje in het midden en giet het gistmengsel erin. Roer van het midden uit met een gedeelte van het meel tot een slap deegje. Snijd de boter in zeer dunne plakjes en leg deze op het deegje. Strooi het zout, de suiker en het anijszaad over de boter. Doe de kom in een plastic zak en laat het deegje bij kamertemperatuur tot tweemaal het volume rijzen; dit kan 20 min. of langer duren.Strooi de helft van het achtergehouden meel over het voordeegje en spatel het tegelijk met de inmiddels zacht geworden boter en het zout, de suiker en het anijszaad door het met een beetje meelbestrooide werkvlak en kneed het (niet te lang) tot het van de handen loslaat en stevig, soepel en elastisch aanvoelt.Kneed met de muis van de hand en draai het deeg af en toe een kwartslag.Leg het deeg weer terug in de kom en laat het op een koude plaats tot ± 2 maal het volume rijzen .Dit duurt ca. 3-4 uur .Koud gistdeeg laat zich beter vormen.Verdeel het gerezen deeg in 8 stukken en rol elk deegstukje tot een rol van ca. 18 cm. lang. Leg de rolletjes in een gebogen vorm op de bakplaat. Zorg dat er voldoende tussenruimte is voor het rijzen en maak de figuren vooral slank; door het rijzen worden ze vanzelf dikker. Knip met een scherp schaartje twee keer in het deeg voor de snavel.Knip vervolgens de beide uiteinden in voor de kam en de staart. Maak tenslotte met een scherp mesje een gaatje voor het oog en stop er een krent in.Verwarm de oven voor. Bestrijk de haantjes voor het bakken met losgeklopt ei. Bakken: ca. 20 min. bij 225 C, middelste richel.

De Stille Week - Opstap naar Pasen

De dagen van de Stille Week en de symbolen van Pasen



Palmzondag zon

De symbolen uit de tijd van de feesten der vruchtbaarheid vinden wij terug in de symbolen van de paasviering. Met Palmpasen herdenken wij de intocht van Jezus in Jeruzalem. Jezus wordt rijdend op een ezelin door de poort binnen gehaald en met palmtakken toegewuifd. De ezel is het symbool van het fysieke lichaam als drager van de geest en ziel. In de 9de eeuw is er voor het eerst in Nederland een palmprocessie aangetroffen. De palmtakken die in een mis werd gewijd, dienden na afloop van de processie als bescherming tegen alle vormen van onheil. Later werden ook de twijgen van de buxusboom gebruikt. In 1580 kwam aan het merendeel van deze processies een eind. Buiten de kerken om echter ging het volk door met haar eigen palmzondag vieringen. Volwassenen liepen de palmpaasoptocht samen met kinderen, die een kleurig versierde palmpasenstok met zich meedroegen. De palmstok kan de vorm hebben van een kleine meiboom (levensboom) doordat een rad rondom de stok is opgehangen. Ook gebruikt men wel van een kruishout dat geld als een Christussymbool. Boven op de stok prijkt een haan van brooddeeg. De haan als mythologisch dier is de heraut van de nieuwe dag. Hier kondigt hij de dageraad van het menselijk ik aan. Soms bond men een broodkrans, symbool voor de eeuwige geestelijke zon, aan de paasstok. Verder wordt de stok versierd met groen in de vorm van buxus, symbool voor het eeuwig leven omdat de buxus niet verdort.
De droge vruchten zijn behalve smakelijk ook de dragers van het nieuwe levenszaad. Aan de palmpaasstok hangen verder drie eieren, vaak kleurig beschildert. De oude Chinese wijzen leerden dat alles ontstaat uit drie dingen: twee krachten en het spanningsveld tussen beiden. “Een ei is geen ei, twee ei is een half ei, drie ei is een heel ei.” Denk in dit verband ook aan de drie-eenheid van lichaam ziel en geest en Christus is de waarheid, het leven en de weg. Het feest van palmpasen is het begin van de paasweek.


Maandag maan groei en kiemkracht

Jezus komt opnieuw in de morgen de stad binnen. Onderweg, komt hij met zijn discipelen in de buurt van de plaats Bethage. Bethage, het huis der vijgen, was een oord, waar het oude schouwen werd beoefend. Er wordt vermeldt dat Hij honger heeft en een vijgenboom vervloekte omdat het geen vijgen droeg. Jezus zegt tegen de boom: ”Laat er in eeuwigheid niet meer uit jouw vruchten komen.” De boom droogde onmiddellijk op. Hij wil hiermee de discipelen laten zien dat hij de oude, extatische schouwen afwijst. Het is geen liefdeloze vervloeking die hij uitspreekt. Het is voortaan belangrijk dat de mensheid de weg van het bewustzijn volgt. Dat leidt hem tot vrijheid. De oude, aan het lichaam verbonden helderziendheid was een gave van de maan. Het stond slechts ter beschikking van de mens wanneer hij in een niet wakende, dromende toestand verkeerde. De krachten dat door de vijgenboom verbeeld werden, zijn verouderd en achterhaald. De zonnekrachten zijn nu de werkende krachten geworden. Dat brengt het nieuwe, innerlijke licht tot de mensheid.
Vervolgens wordt er verteld hoe Jezus de tempel binnenkomt en de handelaren er uit jaagt.












Dinsdag mars daadkracht

Er vinden gesprekken plaats op deze dag. De golven van vijandigheid en van haatgevoelens slaan tegen hem op. Thans is de dag van Mars aangebroken: de strijd ontbrandt. De ene groep naar de andere zoekt kontact met Jezus. De aanval is vermomd in de vorm van een vraag. De hogepriesters, Schriftgeleerden en oudsten, dat wil zeggen leden van het Joodse Sanhedrin. Ze vragen op grond van welke bevoegdheid Jezus handelt. Hij moet zich legitimeren. Hij antwoordt o.a. door te vertelen over de verzorgers van een wijngaard die weigeren om de opbrengst aan de rechtmatige eigenaar over te dragen. Ze doden zelfs de zoon van de eigenaar. Hij vertelt ook een gelijkenis over een bruiloft waarbij de gasten niet opdagen en vervolgens worden er andere gasten gevonden. Een er van komt echter niet binnen omdat hij geen bruiloftskleding aan heeft. Dan komen de anderen, de Farizeeën samen met de aanhangers van Herodes, en stellen de strikvraag: “Is het geoorloofd aan de keizer belasting te betalen?” De Sadduceeërs volgen; zij willen weten hoe Jezus over de opstanding van de dood denkt: een vrouw trouwt meerdere malen. Telkens als haar man sterft, wordt ze, volgens traditie, weer aan de volgende broer van de gestorvene uitgehuwd wordt. Er waren zeven broers, welke van de zeven mannen mag samen met haar zijn in het hiernamaals? . Ten slotte komt een wetgeleerde afzonderlijk nog en vraagt welken gebod volgens hem het voornaamste is? Jezus wordt als het waren verhoord en er vinden discussies plaats.
Ze lopen naar buiten en de discipelen vragen hem naar de gebouwen van de tempel. Hij voorspelt de verwoesting van de tempel en van Jeruzalem. In de avond is hij samen met zijn discipelen op de Olijfberg. Hij voorspelt zware tijden. Zij willen weten wat zijn woorden over de voleinding der tijden betekenen en wanneer het zal gebeuren. Welke tekenen zullen er zijn?


















Woensdag Mercurius beweeglijkheid

Het rumoer en drukte gaan langzaam over in stilte. De eerste gebeurtenis die steeds als karakteristiek voor de woensdag van de stille week werd beschouwd, is de zalving van de voeten van Jezus. In de avond zijn ze in Bethanië. Maria Magdalena zalft de voeten van Jezus met kostbare nardusolie. Het evangelie van Johannes zegt dat het gehele huis vol was van de geur van dit offer.
Judas Escariot, penningmeester van de groep, is zeer verontwaardigd dat de dure zalf verspild wordt. Hij verliest volkomen zijn zelfbeheersing. Hij geeft praktische en sociale redenen voor zijn protest. Het is dertig zilverlingen waard! Met dat geld kan immers arme mensen gevoed worden. Jezus zegt daarop dat de armen altijd onder hen zullen zijn, maar hij niet. Het evangelie volgens Johannes toont duidelijk aan dat de ware motieven van zijn gedrag niet overeenstemmen met wat hij zegt. In werkelijkheid woedt in zijn ziel iets geheel anders. Het is juist de ergernis over de daad van Maria Magdalena die Judas de laatste stoot tot zijn verraad geeft. Hier neemt hij al het besluit om Jezus te verraden.




Donderdag Jupiter leiderschap en vernieuwing

Het Pascha, het joodse feest ter eren van de bevrijding uit slavernij, wordt voorbereid. De Joden scharen zich rond de tafel waarop het paaslam traditioneel aangeboden werd. Ook Jezus en zijn discipelen vieren een maaltijd samen. Voor ze beginnen waste Jezus de voeten van zijn discipelen. Wanneer ze allen aan tafel zijn doopt hij het brood in de wijn. Iets volkomen nieuws vindt plaats als hij de discipelen brood en wijn reikt en daarbij zegt: “Neemt, dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. Dit luidt de overgang van de bloedige offers van vroeger na het offer zonder bloedvergieten in, van brood en wijn. Voor de gehele mensheid wordt de beslissende verinnerlijking van de offer-idee voltrokken. Alle oude offers zijn materiële offers geweest.
Hij kondigt aan dat degene aan wie hij het brood geven zal, zijn verrader zal zijn. Als hij het vervolgens aan Judas heeft gegeven, zegt hij tegen hem dat hij dat wat hij gaat doen, snel moet doen. Na de maaltijd gaan ze naar de tuin van Getzemanè en daar wordt Jezus gevangen genomen.







Vrijdag Venus ontvankelijkheid en omhullen

De dag van de kruisiging. Christus moet zijn kruisweg gaan. De strijd tegen de macht van de dood bereikt een beslissende fase in Gethsemane. Het is geen innerlijke zwakheid, geen doodsangst waarmee Christus worstelt. Men zou de gehele passie misverstaan door te menen dat Hij gebeden zou hebben om van de dood verschoond te mogen blijven. Niet de angst voor de dood overvalt hem, maar de dood zelf valt Hem aan. Hier ligt het geheim besloten. De dood wil Hem als het ware te slim af zijn. Hij wil Hem te vroeg, voordat Hij zijn werk heeft voleindigd, wegrukken. Hij heeft in deze fase nog niet zijn lichaam tot in het laatste partikel met zijn geest doordrongen.
Bij zijn dood scheurt de voorhang van de tempel en het wordt donker. De bloed van Christus stroomt in de aarde. Wanneer zijn bloed in de aarde stroomt, gaat zijn ziel mee, over het lichaam van de aarde. Wanneer anders het bloed van een mens wegvloeit, gaan het bloed en de ziel tegenstaande wegen. Hier gaat de ziel met het bloed mee.
Judas brengt zijn door verraad verdiende zilverlingen terug en hangt zich op. De laatste van de zeven kruiswoorden:”Het is volbracht”betekent niet dat het lijden is doorstaan. Het betekent dat nu de volledige zege over de macht van de dood is doorstaan.
Dan wordt zijn lichaam in het graf gelegd. De aarde ontvangt het lichaam en het bloed van Christus. Het is een verheven communie.. De dood heeft geen macht over hem. Zijn geest doortrekt het aardse, materiële bestaan.




Zaterdag Saturnus gevoeligheid, diepgang, herinneren

Het lichaam van Jezus wordt in het graf gelegd. Bij de oerbeelden van tafel en kruis voegt zich nu die van het graf. Wij bevinden ons tussen Goede Vrijdag en Pasen. Hoe verloopt het drama zich verder? Het is nog niet voltrokken. De overwinning op de dood moet zich ook tot in de materie voltrekken. Het is de dag van de zogenaamde neerdaling ter helle. In de Germaanse mythologie is Helle de dochter van de tegenkrachten. Zij verzamelt alles wat niet meer deel kan hebben aan de ontwikkeling.

www.frederieknelissen.nl/



De Zondag van Pasen de nieuwe Zon

Wanneer de Maria Magdalena bij het graf van Jezus komt, is hij er niet meer en de zware steen voor de ingang is verschoven. Zij haalt Petrus en Johannes er bij. Het graf is leeg, de doeken waarin hij gedraaid was liggen er nog. Maria Magdalena zien twee engelen op de plek waar Jezus lag. Als zij zich omdraait ziet ze Jezus staan maar ze herkent hem niet. Hij spreekt haar aan en dan pas herkent zij hem. Zij mag hem nog niet aanraken. Later verschijn Hij meerdere keren aan zijn volgelingen. Thomas twijfelt en moet het fysiek waarnemen voor hij gelooft dat het Jezus is dat voor hem staat.
Pasen is het feest van het leven dat geen ondergang kent. Alles is vernieuwd. De paashaas die de eieren voor de kinderen verstopt, speelt een belangrijke rol. De haas is een vruchtbaar zachtmoedig dier zonder vaste verblijfplaats dat zijn leven geeft voor zijn soortgenoten. Zo is de haas het symbool voor het Christuswezen.
De paaseieren dragen het ontkiemende leven in zich en symboliseren de opstanding uit de dood.
Traditioneel werden er spelletjes gespeeld op de paasweide. Op die plek ontstak men op paaszondag of paasmaandag de paasvuren. De neerslaande rook en het verkoolde hout schonken vruchtbaarheid aan de velden.

vo-perikopen.blogspot.com/2009/04/de-stille-w...
Zie ook:

woensdag 17 maart 2010

Opstap naar Pasen - Vastentijd

Waarom is er een Vastentijd na het afloop van het uitbundige Carnavalsviering? Hoe gaan wij in de huidige tijden er mee om? Moeten wij vasten? Geen suiker of chocola? Wat is zinvol?

Hieronder een schrijven van de Jaarfeestengroep Bronlaak, waar het helder wordt waar het voor ons echt om gaat in de huidige tijd:


Een opstap om met elkaar op weg naar Pasen te gaan.

En dan begint de vastentijd.

Wij hebben met elkaar carnaval gevierd. Wij zijn uit onze bol gegaan zoals velen het noemen. En dan woensdag begint de vastentijd.
Wat een overgang, maar ook wat een rust weer. Wij gaan weer in ons dagelijkse leven stappen met zijn eigen uitdagingen. Wij komen weer bij ons zelf.

Vasten is een oud gebruik dat in vele religies te vinden is. Overal een tijd van bezinning op wat werkelijk belangrijk is in het leven.

In het christendom is het een periode van 40 dagen (de zondagen niet meegerekend) die vooraf gaan aan Pasen.
Vanuit de katholieke kerk zijn in de loop der tijd veel gebruiken ontstaan. De nadruk ligt sterk op het naleven van regels. Het vastentrommeltje, waarin de snoep die in deze tijd niet gegeten werd bewaard werd tot Pasen, zit voor velen nog in de herinnering.

Waar het nu in de huidige tijd om gaat is dat iedereen van ons zelf een IK besluit neemt om zijn ontwikkeling zelf ter hand te nemen.

Niemand van ons kan iemand anders ertoe verplichten om iets wel of niet te doen.
Je zou deze tijd voor Pasen kunnen benutten om tot innerlijke balans en uiterlijke orde te komen.
Grote schoonmaak in jezelf en om je heen houden om ruimte te maken voor nieuwe dingen. Wat kan er weg? Wat heb je eigenlijk niet nodig?
Naar jezelf te kijken en je dan af te vragen "wil ik dat nog steeds zo doen." Ben ik hier tevreden mee en dan hoe ga ik dat anders doen?
Hetzelfde kan je je afvragen als je naar je huis, tuin kijkt. Wat wil ik zo houden wat wil ik veranderen?

Deze innerlijke activiteit leidt in kleine stapjes tot een omvorming in ons waardoor wij steeds meer als vrij mens tevoorschijn komen. "Ja, dat doe ik omdat IK het wil" geeft in jezelf een ervaring van vrijheid en verrijking.

En als het dan Pasen is kunnen wij rond het paasvuur staan en voorzichtig jubelend samen zingen: "Hij is waarlijk opgestaan"
In mezelf ben ik opgestaan. Ik heb gedaan wat ik mij voorgenomen heb.

Waar zou je naar kunnen kijken? Welke gewoontes wil ik onder de loep nemen? Hoe begroet IK mens en?
Ben Ik met mijn gedachten erbij als IK iets aan het doen ben?
Hoe luister IK naar de ander?
Wil IK naar dit tv programma kijken?
Wil IK dat wat IK wil werkelijk hebben?
Heb IK gezegd wat IK wilde zeggen?
Hoe ga Ik om met bv het gebruik van water of gas en elektriciteit.

Er zijn ontelbaar veel gewoontes die ieder van ons heeft en die misschien eens aan vernieuwing toe zijn.
Probeer het uit! En ga elkaar vertellen wat je tegen komt als je gewoontes gaat veranderen. Wees mild tegenover jezelf als het niet meteen gaat lukken. Dat hoort ook bij verandering.

Vastentijd is dus een tijd waarin IK een beslissing neemt om iets onder ogen te zien en iets anders te doen dan Ik gewend ben. Iets niet te doen of juist iets te doen wat ik
anders niet doe.

Het wezenlijke proces van vasten is: je laat het oude los en creëert daarmee ruimte voor het nieuwe.

Geschreven door Dörte

dinsdag 16 maart 2010

Pasen - verhalen

Dauwdruppel en sneeuwster
Michael Bauer
Op een late, milde Italiaanse herfstdag werd in het hart van een roos een dauwdruppel geboren. In het heldere ochtendlicht lag hij op zijn zachte, fluweelachtige bed en keek nieuwsgierig de wereld in. Hij zag een mooie wereld. De rode bladeren van de wijnrank slingerden over de oude muren, in de groene struiken straalden vruchten als gouden appels, in de verte schemerde de blanke, witte marmer en hoog boven dat alles stond de prachtige blauwe hemel. En het allermooiste was, dat dit kleurenspel om hem heen zich wilde spiegelen in het heldere oog van de kleine pasgeboren parel. .
'Heerlijk! Heerlijker riep hij steeds weer, 'heerlijk!'
'Wat een nar!' bromde een spin die vlakbij zat. 'Heeft maar een enkel oog. Ais hij er acht zou hebben zoals ik, dan zou hij niet zo verrukt naar zijn omgeving kijken. '
Op dat ogenblik scheen de zon met haar eerste stralen over de berg. Toen de stralen de weg naar de parel gevonden hadden wilde deze het liefst opgaan in al dat glanzende licht. Het leek wel alsof het bloembed waarin hij lag te klein geworden was; hij wilde wegvliegen ver omhoog, om meer van deze prachtige wereld te zien.
Heel even kwam er een windje door de tuin en een kleine schaduw trok haastig over de druppel heen. Daar schrok de dauwdruppel van. En een stem in zijn omgeving sprak: 'Begin je er eindelijk iets van te merken datje zo trilt?' Het was de spin die dichtbij hem zat, die zo sprak.
'Wat bedoel je met wat ik zou moeten merken? De schaduw, waarvan ik zo schrokte
'0 nee, jij onnozele! Die schaduw bedoel ik niet. Maar dat je steeds kleiner wordt, dat je langzamerhand verdwijnt, dat je sterft, dat bedoel ik!'
'Dat ik sterf? Wat is dat: sterven, vroeg de kleine dauwdruppel verwonderd. 'Nu moet ik toch vreselijk lachen!' ging de ongeluksspin verder. 'Weetje niet wat sterven betekent? Dan zal ik het je zeggen, want ik weet het. Ik heb al zoveel danslustige vliegjes zien sterven. Sterven betekent "alles verliezen!" niet het een of het ander, maar alles: het glinsteren, het kijken, het blij zijn, kortom, alles wat je hebt en jezelf erbij.'
De arme dauwdruppel begreep natuurlijk maar de helft van wat de spin hem vertelde, maar toch voelde hij zich gegrepen door een verschrikkelijke angst voor het sterven en met alle kracht die in hem was klemde hij zich vast aan het rozenblad.
Maar zijn bewustzijn begon al te verdwijnen en... weg was het.
'Mijn moeder had gelijk', zei de spin lachend, 'hoe mooier, des te dommer!' Dat ding wist inderdaad niet wat "sterven" is. In ons handwerk leert men zoiets tijdig. Maar natuurlijk, met nietsdoen en in-de-wereld-kijken leer je helemaal niets.' Daarop liet hij zich haastig naar beneden in het gras zakken, want er trok iets aan een draad van haar net.
De dauwdruppel die nu onzichtbaar was geworden, zweefde intussen omhoog naar de hemel! Daar kreeg hij gezelschap van vele soortgenoten en vloog met hen in noordelijke richting. Onder hen, ver in de diepte, was het groene land met zilverkleurige zeeën. Daarna kwamen verblindende sneeuwpoppen die afgewisseld werden door diepliggende dalen die in de schaduw lagen. Zo wisselde het vlakke land met de heldere watervlakten zich af met beboste bergen. Maar het dauwdruppeltje wist daar niets van, het wist zelfs niets over zijn eigen bestaan.
Het eerste gevoel van zijn eigen zijn kwam pas weer toen een onverwachte ijskoude windstoot door de onzichtbaar zwevende druppeltjes voer en ze bij elkaar veegde. En naarmate de wind scherper en kouder blies werd ook het gevoel in hem steeds sterker en bewuster. En ten slotte ging er een oogje, een heel klein oogje open en keek knipperend om zich heen. Maar daar draaide alles om en om en hij kon niets onderscheiden. Gelukkig kwam er nog een oogje en nog een... Toen waren het er acht in totaal: zes in een kring naar buiten en twee in het midden, een voor boven en een voor beneden. Nu kon hij zich draaien zoals hij wilde, overal waren ogen en overal kon hij alles zien. 0, wat was dat mooi! Alles glinsterde en glansde om haar heen! Sneeuwwitte vleugels met flonkerende veren fladderden overal in het rond: boven hem en onder hem en rechts en links. Duizenden klinkende stemmetjes kwinkeleerden door elkaar. Het leek wel op een spreeuwenzwerm, alleen waren zij veel dichter en veel mooier en veel vrolijker.
Daar ging de vlucht naar beneden, naar de aarde. Ons dauwdruppeltje had nu zijn doodschrik vergeten. Het had helemaal vergeten dat het ooit een dauwdruppeltje was geweest. Want nu was het een sneeuwsterretje, een fijn zuiver, pasgeboren zeshoekig sneeuwsterretje. En hoe zou het ook iets weten van Italië en van de roos en van die verschrikkelijke spin! Het had helemaal geen tijd om aan het verleden te denken. Het moest de wereld rondkijken en het - was mooi ondanks zijn acht oogjes die het nu had net zoals de spin. En het moest dansen met wel duizend vrolijke kameraden.
Beneden in het dorp stond voor de deur van een huis een klein mensenkind en keek naar de op en neer dansende sneeuw en de vader kwam erbij en zei: 'Vang toch eens een van die witte dingetjes!' Het kind strekte zijn handje uit in de vlokkendans en ons sterretje was veel te gelukkig om wantrouwend te zijn en ging op de hand van het kind zitten. Maar wat schrok het, toen het kind hem greep en naar zich toe trok. Het schrok nog meer toen het twee grote blauwe mensenogen op zich gericht zag. Zijn vleugeltjes waren verlamd van schrik en hulpeloos bleef het liggen.
'0, wat prachtig!' riep het kind en bracht haar hoofd nog dichter bij het sneeuwsterretje.
'Maar van korte duur!' zei de vader. 'Kijk eens, het huilt al!'
'Waarom huilt het, vader?'
'Omdat het in elkaar schrompelt, omdat het smelt, omdat het sterft!'
En werkelijk: de acht oogjes begonnen gelijktijdig te huilen, en ze huilden tot het hele sneeuwsterretje een klein tranendruppeltje geworden was. Trillend lag het op de warme hand van het kind.
'Kijk eens, nu is het al uit met zijn pracht', zei de vader.
Maar op hetzelfde ogenblik voelde het druppeltje een stralende kracht door zich heen gaan. Het roze, zachte kinderhandje had het herinnerd aan het rozenblad in het verre Italië, en meteen stonden de oude muren met de wilde wijnranken en de gouden appels tussen de groene bladeren en de wit marmeren muren, en daarboven de diepblauwe hemellevendig voor de ziel van de kleine druppel. En ook de lelijke spin, en dat wat ze gezegd had. En een groot geluk en een innige zekerheid ging door de ziel van het kleine druppeltje. Jubelend riep het uit: 'De spin heeft gelogen, en jij liegt ook, grote man! Ik ben niet gestorven en sterf helemaal niet. Hoogstens slaap ik een tijdje. En dan, als ik wakker word is alles steeds mooier en mooier!'
Maar de man verstond die woorden niet, en dat is jammer.







De paashaas en het gouden ei
Heel vroeg in de ochtend, toen de zon nog maar nauwelijks boven de horizon uitkwam, was de paashaas al druk in de weer. Overal was hij de eieren aan het verstoppen, waar straks de kinderen naar zouden komen zoeken.Hier een ei en daar een ei en nog een ei... Toen hij al zijn eieren verstopt had moest hij het gouden ei nog verstoppen. Maar dat was verborgen onder de aarde en werd bewaakt door de andere hazen. De paashaas riep al zijn hulphazen bijeen: "Hazen kom te voorschijn, laat je eens even zien…". En zo kwam het ene haasje na het andere tevoorschijn en ze riepen elkaar, en wachtten tot ieder er was, zodat ze samen op weg konden gaan om het gouden ei te gaan halen en het te gaan verstoppen. Ze huppelden achter elkaar aan: "Wij halen nu het gouden ei, het gouden, gouden ei...".Heel zorgvuldig had de paashaas al het zonlicht in het gouden ei bewaard, zodat het kind dat het gouden ei zou vinden veel zonlicht en zegen zou ontvangen.Toen de paashaas met zijn hulphazen bij de grot aankwam waar het gouden ei bewaard werd, waren de haasjes die het ei bewaakten, allemaal in paniek. Want het gouden ei was verdwenen, het gouden ei was weg.Zij wisten niet hoe het had kunnen gebeuren. En snel gingen ze samen zoeken. Want hoe kan het gouden ei zou zo maar weg zijn. Ze zochten overal in de struiken, stronken in alle holletjes, maar zelfs in de hoogste boom was het gouden ei niet te vinden. Wat moesten ze nu doen? Alle hazen lieten hun kopjes hangen. Dit was wel het ergste wat de paashaas kon overkomen, en hij stond in het midden van de andere hazen en klaagde: "Ohhh... het gouden ei is weg wat moeten wij nu doen?""Roekoe, roekoe…", klonk het ineens boven hem in de bomen. Allen keken omhoog. Daar zagen zij een duifje boven in de takken: "Roekoe, roekoe…". De paashaas vroeg waarom het duifje zo riep. Ze kwam naar beneden en ging voor de voeten van de paashaas zitten alle andere hazen in een kring eromheen. Ze vertelde dat zij wist waar het gouden ei was. Midden in de nacht was het gouden ei weggehaald uit de grot waar het bewaard werd. Wie het gedaan had wist het duifje niet precies, daar was het te donker voor geweest. Maar zij wist wel waar het ei gebleven was. Ze was er achter aangevlogen. Toen gingen ze allemaal achter het duifje aan. Ze moesten ver door het bos totdat ze bij een hele grote oude boom kwamen, van wel honderd jaar oud.Het duifje koerde en dat betekende dat dit de plek was waar het gouden ei was aangekomen. De paashaas ging een holletje in, dat tussen de wortels te zien was, en daaruit kwam een dwerg te voorschijn. Die heel erg boos was en vroeg wat ze kwamen doen. De paashaas zei dat hier misschien het gouden ei verborgen was, en na lang wachten zei de dwerg, dat hij inderdaad het gouden ei gestolen had. Hij wilde ook wel eens wat zonlicht zien, hij moest altijd maar onder de grond leven en werken.De paashaas vertelde de dwerg, dat zonlicht niet voor dwergen en kabouters is. Maar juist voor mensen en kinderen was het zonlicht erg belangrijk. De paashaas beloofde dat de dwerg een mandje vol met eieren zou krijgen met Pasen, maar dat hij het gouden ei mee moest nemen.De dwerg vond het niet leuk, maat hij gaf het gouden ei aan de paashaas. Zo vertrokken de hazen en zij zongen: "Wij hebben nu het gouden ei, het gouden, gouden, ei." De paashaas kon gelukkig nog net op zijd het gouden ei verstoppen. En op Paasmorgen stond een mandje met eieren voor de boom van de dwerg te wachten.

Hoe het roodborstje aan haar rode veren komt
Het was in de tijd dat God de wereld schiep, toen hij niet alleen hemel en aarde maakte, maar ook alle dieren en gewassen en hun tegelijkertijd een naam gaf. Er zijn veel verhalen uit die tijd, en als men die kende, zou men ook in staat zijn alles in de wereld, wat men nu niet kan begrijpen, te verklaren.

Nu gebeurde het op een dag dat God in het paradijs de vogels zat te schilderen en dat de verf in de verfpotten opraakte, zodat de distelvink zonder kleur gebleven zou zijn, als God niet alle penselen aan diens veren had afgeveegd.

Toen kreeg ook de ezel zijn lange oren, omdat hij de naam die hij gekregen had maar niet kon onthouden. Zodra hij een paar stappen op de wei in het paradijs zette, vergat hij zijn naam. Al driemaal was hij teruggekomen om te vragen hoe hij heette en God werd wat ongeduldig, pakte hem bij beide oren en zei: "Je naam is ezel, ezel, ezel!" En terwijl hij dat zei, trok hij de oren van het dier een stukje omhoog, zodat het beter zou horen en onthouden wat hem gezegd werd.

Op die dag werd ook de bij gestraft. Want zodra de bij geschapen was, begon ze onmiddellijk honing te verzamelen en alle mensen, die merkten hoe heerlijk de honing geurde, kwamen aangelopen om te proeven. Maar de bij wilde alles zelf houden en joeg met haar giftige angel iedereen weg, die om honing kwam. Dat zag God en onmiddellijk riep hij de bij bij zich om haar te straffen. "Ik heb je de gave geschonken om honing te verzamelen, het mooiste wat er in de schepping is," zei God. "Maar daarom heb ik je nog niet het recht gegeven om hardvochtig tegenover je naaste te zijn. Onthoud dus maar goed dat je moet sterven, als je iemand steekt, die je honing wil proeven." Ja, er gebeurden die dag allerlei wonderlijke dingen. Zo werd de krekel blind en verloor de mier haar vleugels.

God, groot en vriendelijk, was de hele dag druk bezig te scheppen en in 't leven te roepen. En tegen de avond kwam het in hem op om een kleine, grauwe vogel te maken. "Onthoud goed dat je naam roodborstje is," zei God tegen de vogel, zette hem op zijn hand en liet hem vliegen.

Maar toen de vogel een poosje had rondgevlogen en de mooie aarde had bekeken, wilde hij ook zichzelf wel eens bekijken. Toen zag hij dat hij helemaal grijs was, tot zijn borst toe.
Roodborstje keerde en draaide en spiegelde zich in het water, maar hij kon geen enkele rode veer ontdekken.

De vogel vloog terug naar God, die daar zacht en vriendelijk zat, terwijl de vlinders, die uit zijn hand te voorschijn kwamen, om zijn hoofd vlogen. Duiven kirden op zijn schouders en uit het veld om hem heen bloeiden rozen, leliën en duizendschonen op.

Het hart van de kleine vogel bonsde hevig van angst. Toch vloog hij in lichte bogen steeds dichter naar God toe en uiteindelijk ging hij op diens hand zitten.

God vroeg wat hij wenste.

"Ik wil u maar één ding vragen," zei de kleine vogel.

"Wat wil je weten?" vroeg God.

"Waarom moet ik roodborstje heten, als ik van mijn snavel tot de punt van mijn staart helemaal grauw ben? Waarom word ik roodborstje genoemd, als ik geen enkele rode veer bezit?" Het vogeltje zag God smekend aan met zijn zwarte oogjes en draaide heen en weer. Om zich heen zag hij fazanten, helemaal rood met wat goudstof besprenkeld, papegaaien met weelderige rode halskragen en hanen met rode kammen, om nog maar te zwijgen van vlinders, goudvissen en rozen.

Natuurlijk dacht hij eraan hoe weinig er maar nodig was - maar één druppeltje verf - om hem tot de mooie vogel te maken, waar zijn naam bij paste.

"Waarom moet ik roodborstje heten, terwijl ik helemaal grijs ben?" vroeg de vogel opnieuw. En hij verwachtte dat God zou zeggen: "Ach, vriendje, ik zie dat ik vergeten heb je borstveren rood te schilderen, wacht maar even, dan is het zo klaar." Maar God lachte alleen maar stil en zei: "Ik heb je roodborstje genoemd en roodborstje zul je heten. Maar je moet zelf maar zien, dat je je rode borstveren verdient." Toen hief God zijn hand op en liet de vogel opnieuw uitvliegen.

In diep gepeins vloog de vogel in het paradijs rond. Wat zou een kleine vogel als hij kunnen doen om zich rode veren te verwerven? Het enige wat hij kon bedenken was in een doornstruik te gaan wonen. Daarom begon hij een nest te bouwen tussen de stekels van een dichte doornstruik. Het was alsof hij verwachtte, dat een rozenblad zich bij zijn keel zou vastzetten en die zou kleuren.

Een oneindige hoeveelheid jaren was verstreken sinds die dag, de heerlijkste ter
wereld. Sindsdien hadden mensen en dieren het paradijs verlaten en zich over de aarde verspreid. De mensen hadden inmiddels geleerd om het veld te ontginnen en de zee te bevaren. Ze hadden zich kleren en versierselen aangeschaft en al lang geleden geleerd om grote tempels en machtige steden te bouwen, zoals Thebe, Rome en Jeruzalem.

Toen brak een nieuwe dag aan, die ook lang herdacht zou worden in de geschiedenis van de aarde. Op de morgen van die dag zat vogel Roodborst op een kleine, kale heuvel buiten de muren van Jeruzalem te zingen voor zijn jongen, die midden in een lage doornstruik in een nestje lagen. Het roodborstje vertelde zijn kleintjes over de wonderbare dag van de schepping en hoe hij zijn naam had gekregen, net zoals alle roodborstjes hadden gedaan vanaf het eerste, dat Gods woord had gehoord en was opgevlogen van zijn hand.

"En kijk nu toch eens," besloot hij treurig. "Zoveel jaren zijn verstreken, zoveel rozen hebben gebloeid en zoveel jonge vogels zijn uit hun ei gekropen, sinds de dag van de schepping, dat niemand ze kan tellen en nog altijd is het roodborstje een kleine, grijze vogel. Het is hem nog steeds niet gelukt zijn rode borstveren te verwerven." De jongen sperden hun snavel wijd open en vroegen of hun voorvaderen niet geprobeerd hadden iets groots te verrichten, om zo die onschatbare rode kleur voor zich te winnen.

"We hebben alles gedaan wat we konden," zei het vogeltje, "maar alles is mislukt. Meteen al het eerste roodborstje ontmoette eens een andere vogel, die sprekend op hem leek en waarvan hij meteen zoveel begon te houden, dat hij zijn borst voelde gloeien. Och, dacht hij toen, nu begrijp ik het! Het is de bedoeling van God, dat ik met zoveel warmte zal liefhebben, dat mijn borstveren rood worden door de gloed van de liefde, die in mijn hart woont. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." De jongen tjilpten bedroefd en begonnen er al over te treuren, dat die rode kleur nimmer hun donzige borstjes zou sieren.

"Ook op het zingen hebben wij onze hoop gevestigd," zei de oude vogel nu in lange, gerekte tonen. "Meteen al het eerste roodborstje zong zo, dat zijn borst van verrukking zwol en hij opnieuw begon te hopen. Ach, dacht hij, het is de zangersgloed, die in mijn ziel woont, die mijn borstveren rood zal verven. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." Opnieuw klonk een droevig gepiep uit de halfnaakte keeltjes van de jongen.

"We hebben ook gehoopt op onze moed en onze dapperheid," zei de vogel. "Meteen al het eerste roodborstje streed dapper met andere vogels en zijn borst vlamde van strijdlust. Ach, dacht hij, mijn borstveren zullen rood worden van de strijdlust die in mijn hart gloeit. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." De jongen piepten heel moedig, dat ze toch wilden proberen het voorrecht te verwerven, waarnaar het roodborstje al die lange jaren had verlangd. Maar de oude vogel antwoordde hun droevig, dat dit onmogelijk was. Hoe konden zij die hoop koesteren, waar vele uitstekende voorvaderen het doel niet hadden kunnen bereiken? Wat konden ze meer doen dan zingen, liefhebben en vechten? Wat konden...

De vogel hield midden in die zin op, want uit een van de poorten van Jeruzalem kwam een menigte mensen naar buiten en iedereen liep snel naar de heuvel, waar de vogel zijn nest had. Het waren ruiters op trotse paarden, krijgslieden met lange speren, beulsknechten met hamers en spijkers, waardig voorttrekkende priesters en rechters, huilende vrouwen, maar vooral een troep wild rondspringend, loslopend volk, een afschuwelijk schreeuwende bende straatslijpers. Een klein grijs vogeltje zat trillend op de rand van zijn nest. Het was bang dat de doornstruik ieder moment vertrapt en zijn jongen gedood zouden worden.

"Wees voorzichtig!" riep hij de weerloze diertjes toe. "Kruip dicht bij elkaar en wees doodstil. Er komt een paard aan, dat dwars over ons heen zal gaan, en een soldaat met sandalen met ijzeren zolen. Er komt een hele woeste bende aanstormen." Opeens hield de vogel op met waarschuwen en bleef doodstil zitten. Bijna vergat hij het gevaar waarin hij verkeerde.

Plotseling sprong hij in het nest en spreidde zijn vleugels over zijn jongen uit. "Nee, dit is al te vreselijk," zei hij, "ik wil niet dat jullie dit zien. Daar komen drie misdadigers aan, die gekruisigd moeten worden." En hij spreidde zijn vleugels nog verder uit, zodat de jongen niets konden zien. Ze hoorden alleen de dreunende hamerslagen, de jammerkreten en het wilde gejoel van het volk.

Met ogen groot van ontzetting volgde het roodborstje het hele schouwspel, terwijl hij niet in staat was zijn blik van de drie ongelukkigen af te wenden.

"Wat zijn de mensen wreed," zei de vogel na een poosje. "Het is hun nog niet genoeg die arme schepsels aan het kruis te nagelen. Nee, ze hebben op het hoofd van die ene ook nog een kroon van scherpe doornen gezet."

"Ik zie dat de doornen zijn voorhoofd hebben verwond, zodat zijn bloed vloeit," ging hij voort. "En die man is zo kalm en kijkt met zulke zachte ogen om zich heen, dat iedereen wel van hem moet houden. Het is alsof een pijl mijn hart doorboort, nu ik hem zie lijden." Het vogeltje begon steeds meer medelijden te krijgen met de man die de doornenkroon droeg.

Als ik mijn broeder de arend was, dacht hij, zou ik de spijkers uit zijn handen rukken en met mijn sterke klauwen iedereen op de vlucht jagen, die hem pijnigt. Toen hij zag hoe het bloed langs het voorhoofd van de gekruisigde vloeide, kon hij niet langer stil in zijn nest blijven zitten. Ook al ben ik klein en zwak, toch kan ik wel iets voor die arme gemartelde doen, dacht de vogel, verliet het nest en steeg op in de lucht, waarbij hij grote kringen rond de gekruisigde beschreef. Hij zweefde verschillende keren om hem heen zonder dichterbij te komen, want hij was een schuwe, kleine vogel, die het nog nooit gewaagd had dicht bij een mens te komen.

Langzamerhand vatte hij moed, vloog naar hem toe en trok met zijn snavel de doorn uit, die in het voorhoofd van de gekruisigde was gedrongen. En terwijl hij dit deed, viel een druppel bloed van de gekruisigde op de borst van de vogel. De druppel breidde zich snel uit en kleurde al zijn tere borstveertjes.

De gekruisigde opende zijn lippen en fluisterde de vogel toe: "Door uw barmhartigheid hebt u nu verworven, waar uw voorvaderen sinds de schepping van de wereld naar gestreefd hebben." Zodra de vogel in zijn nest terugkwam, riepen zijn jongen hem toe: "Uw borst is rood, uw veren zijn roder dan rozen!" - "Dat is alleen maar een druppel bloed van het voorhoofd van die arme man. Die verdwijnt zodra ik me in een beek of een heldere bron baad." Maar hoe het vogeltje ook baadde, de rode kleur week niet meer van zijn borst.

En toen zijn jongen volwassen waren, vertoonden ook hun borstveren die schitterend rode kleur, zoals die tot op de dag van vandaag op de keel en de borst van ieder roodborstje te zien is.